Het verhaal van Sylvia: “Mijn buurvrouw is echt goud waard en de naam van mijn biologieleraar weet ik nog steeds.”
Als kind had Sylvia te maken met een vader die veel dronk en losse handjes had. En als tiener werd ze seksueel misbruikt door haar opa. Trauma’s die diepe sporen achterlieten. Toen ze zelf moeder werd van haar oudste zoon, werd er oud zeer getriggerd waardoor het bijna mis ging. Gelukkig zijn er gedurende haar leven altijd mensen geweest die zich om haar bekommerde: “Als het misging bij ons thuis, kreeg ik van de buurvrouw een appje: ‘Kom je een kopje koffie doen?’”
Vooral tijdens het avondeten thuis was Sylvia liever ergens anders. “Door gezondheidsproblemen smakte ik nogal en dat kon mijn vader enorm triggeren.” Op school kon ze haar hart niet luchten. “Mijn moeder was onderwijzers op mijn basisschool en had altijd de regel: ‘Wat thuis gebeurt, gebeurt thuis. En wat op school gebeurt, gebeurt op school.’ Daardoor voelde het voor mij niet veilig om iets te delen.”
De enige persoon bij wie ze zich in haar jeugd echt veilig en geliefd voelde, was haar oma. “Mijn oma woonde vlakbij en ik was daar na schooltijd, in de avonden en op zondagmiddagen vaak te vinden. Ik probeerde het bezoek altijd zo lang mogelijk te rekken. En hoewel ik niet het idee had dat mijn oma precies doorhad wat er speelde, kon ik daar wel altijd mezelf zijn.”
Hyperventileren op school
Als Sylvia een tiener is, wordt haar oma ziek en overlijdt. Vervolgens werd ze op de vrijdagavonden vaak naar haar opa gestuurd die haar seksueel misbruikte. Iets wat ze tot haar 22e voor zich heeft gehouden. Sylvia trok het allemaal niet meer en liep een aantal keren weg van huis. Op school kreeg ze last van hyperventilatie. “Daar had ik een biologieleraar die mij echt zag en met mij een gesprek aanging. Mensen vroegen weleens hoe het thuis ging. Maar als ik dan aangaf dat het thuis niet leuk was, kreeg ik het antwoord ‘dat er overal wel wat was.’ Mijn leraar was de eerste persoon die echt doorvroeg.”
Uiteindelijk kwam Sylvia bij het RIAGG (nu de GGZ) terecht waar ze een aantal gesprekken kreeg. “Op een gegeven moment vroegen ze of ik thuis wilde blijven wonen of in een kindertehuis. Ik koos voor het laatste en ging toen op veertienjarige leeftijd uit huis. “Ik heb in het kindertehuis geleerd hoe ik op mijn eigen benen kon staan: poetsen, koken dat soort dingen. Maar ik kreeg geen therapie. Mijn biologieleraar is in die tijd wel nog een aantal keren langs geweest.” Het feit dat hij zich zo om haar bekommerde, deed wat met Sylvia. “Van al die leraren die ik heb gehad, weet ik alleen zijn naam nog steeds.”
Mijn biologieleraar is in die tijd wel nog een aantal keren langs geweest. Het feit dat hij zich zo om me bekommerde, deed wat met me.
Helemaal losgaan
Als Sylvia na een aantal jaren op eigen benen staat, volgt een periode van veel uitgaan. “Ik leerde de kroegen kennen en het uitgaansleven en ben toen helemaal losgegaan.” Haar toenmalige vriend en eigenaar van één van haar favoriete uitgaansplekken zagen dat het niet goed met haar ging. “Ze maakten zich zorgen en gingen met mij naar de huisarts.”
Drie maanden later werd Sylvia opgenomen op de psychiatrische afdeling van het ziekenhuis. “Uiteindelijk heb ik daar intensieve therapie gehad om met name het seksuele misbruik door mijn opa te kunnen verwerken. Het geweld van mijn vader richting mij heb ik daar niet tot nauwelijks kunnen verwerken, omdat mijn ouders vaak aanwezig waren met de gesprekken die ik had met de maatschappelijk werkster. Als het al ter sprake kwam, werd het door mijn vader gebagatelliseerd. Ik voelde me daarin niet gezien.”
Angst in zijn ogen
Jaren later ontmoette Sylvia haar huidige man en vervolgens werd ze zelf moeder. Toen haar oudste zoon 7 jaar was, ging het bijna mis. “Mijn zoon luisterde niet en kon tijdens het eten niet stilzitten. Daardoor werden er bij mij dingen getriggerd uit het verleden. Op een gegeven moment stuurde ik mijn zoon naar boven, gooide hem op het bed en wilde hem slaan. Toen zag ik de angst in zijn ogen. Een angst die ik maar al te goed kende uit mijn eigen jeugd. Ik besefte dat ik op het punt stond iets te doen wat ik totaal niet wilde en dat ik hulp nodig had. Vervolgens heb ik 2 uur huilend met een mevrouw van Jeugdzorg aan de telefoon gezeten, omdat ik bang was dat ze mijn kind bij mij zouden weghalen”
Gelukkig gebeurde dat niet. Zowel haar zoon als Sylvia zelf kregen begeleiding en Sylvia intensieve therapie. In die periode kon zij altijd haar hart luchten bij haar buurvrouw. “Ik ken mijn buurvrouw al bijna 30 jaar en zij is echt goud waard. Als het misging bij ons thuis met mijn zoon, kreeg ik van haar een appje om een kopje koffie bij haar te doen. Het was zo fijn om even naar haar toe te kunnen. Om zo even afstand te nemen van de situatie.”
Als het misging bij ons thuis met mijn zoon, kreeg ik van mijn buurvrouw een appje om een kopje koffie bij haar te doen. Het was zo fijn om even naar haar toe te kunnen. Om zo even afstand te nemen van de situatie.
Onderbuikgevoel
We zijn inmiddels jaren verder. Sylvia zit goed in haar vel en werkt als ervaringsdeskundige bij een centrum voor herstel en ervaringsdeskundigheid. Kijkend naar het thema ‘laat me niet los’ zou ze graag aan omstanders willen meegeven om naar hun onderbuikgevoel te luisteren en met het slachtoffer in gesprek te gaan. “Toen mijn vader een tijd geleden ziek werd, sprak ik mijn nichtje. Zij vertelde mij dat ze toentertijd zag dat ik zo bang was voor mijn vader als hij boos werd. Zij had dus duidelijk een onderbuikgevoel, maar zij en haar familie hebben daar toen niets mee gedaan. Liever had ik gewild dat ze toen het gesprek met mij was aangegaan. Dat is ook het meest laagdrempelige wat je kunt doen als omstander met een onderbuikgevoel.”
Ook richting professionals heeft ze een advies. “Ik vind het heel spijtig dat de hulpverlening mij toen ik beginnend volwassene was en nadat ik intensieve therapie had gevolgd volledig heeft losgelaten. Uiteindelijk heb ik zelf weer om hulp durven vragen, maar niet iedereen doet dat. Het zou daarom fijn zijn als er na afronding van een behandeling vanuit de professionals af en toe een bericht komt. Al is het maar 1 telefoontje of brief per jaar met de vraag hoe het met je gaat en waar je terechtkunt als het niet goed met je gaat. Dat had mij erg geholpen.”