Het verhaal van Ilona: "Ik kan op mijn gevoel vertrouwen"

Ilona deelt in het kader van de Week tegen Kindermishandeling haar verhaal over de tijd toen ze stagiair was  bij de tijdelijke crisisopvang. 

“Met hun ziel onder de arm kwamen de pleegouders binnen met een beeldschoon meisje van net vier: een tenger dametje met lang rood haar en sprekende groene ogen. Ik kan me haar nog precies voor de geest halen. Haar was beloofd dat ze bij dit pleegezin, haar derde, mocht blijven wonen. Maar het ging niet meer. De pleegouders praatten in de gang met mijn collega, de koffers nog naast hen. Het meisje liep op mij toe en vroeg: ‘Word jij nu mijn nieuwe mama?’

Twintig was ik en stagiair op deze groep die tijdelijke crisisopvang bood. Ik moest heel snel schakelen om haar een passend antwoord te geven. Haar vraag was zichtbaar pijnlijk voor de pleegouders. Dit meisje had kennelijk al zoveel gezien en was al naar zoveel plekken gebracht, dat dit haar eerste reactie was. ‘Ik mag een tijdje voor jou zorgen’, antwoordde ik haar. Hierop rende ze naar de trampoline en voegde zich bij de andere kinderen.

Steeds deden zich incidenten voor waarin haar verleden naar voren kwam. Tijdens een avonddienst hoorde ik gerommel uit haar kamer komen. Ik liep naar binnen en zag dat ze haar bed aan het afhalen én verstoppen was.

Aan haar hele houding kon ik zien dat zij bang was voor mijn reactie. ‘Het is niet erg’, zei ik, ‘dit kan gebeuren.’ ‘Wij zijn hier om jou te helpen, je kunt ons daarom alles vertellen.’ Ik nam haar mee naar beneden zodat ze even lekker kon douchen en zag haar terugdeinzen toen we bij de badkamer aankwamen.

Van haar biologische moeder moest ze in een koud bad als ze in bed had geplast of werd ze geslagen, vertelde ze. Ik liet haar daarom zelf de douche aandoen.

Bij mijn volgende avonddiensten gebeurde elke keer precies hetzelfde, maar nu vermoedde ik dat zij het expres deed.

Telkens testte ze mij: ben jij veilig voor mij? Een collega zei: ‘Dit gaan we niet steeds doen’, maar ik voelde dat het helend voor haar zou zijn als wij niet boos zouden worden en ons antwoord liefde zou zijn. Ze lieten mij m’n gang gaan, het meisje had ook alleen ongelukjes als ik dienst had. Een nieuw ritueel deed het bedplassen stoppen.

Het meisje liep op mij toe en vroeg: ‘‘Word jij nu mijn nieuwe mama?’

‘Ik vertrouw het niet’

In de zomer gingen we met de groep op kamp en daar viel ze op een dag uit bed. ‘Ik heb pijn aan m’n arm’, zei ze tegen mij. Ze huilde als ik haar aan- en uitkleedde. Maar ze speelde wel gewoon verder en repte tegen mijn collega’s met geen woord over pijn. 

‘Laat mij haar maar aan- en uitkleden, dan kan ik kijken’, zei mijn collega toen het bedtijd werd. Bij haar gaf het meisje geen krimp. Niets aan de hand dus. Ook al voelde ik als stagiaire bijna de ruimte niet, toch kon ik later op de avond niet anders dan tegen mijn collega’s zeggen: ‘Ik vertrouw het niet.’ Een van hen viel me bij, zij had ook gezien dat het meisje haar elleboog vasthield tijdens het rennen. ‘Dan gaan we met haar naar het ziekenhuis’, werd besloten. Daar kwam de arts na enig duw- en trekwerk tot de conclusie dat er niets gebroken kon zijn, omdat ze het anders zou uitgillen van de pijn.

Twee weken later viel ze opnieuw. Ik belde onze eigen arts om te overleggen en zij zei meteen: ‘Altijd een foto maken bij deze beschadigde kinderen. Zij zijn niet betrouwbaar in het aangeven van pijn.’ De foto toonde een breuk in haar sleutelbeen, die aan het helen was. Het arme kind liep dus al die tijd rond met pijn. Ze koos blijkbaar heel zorgvuldig uit wie ze hierover in vertrouwen nam. ‘Als ik tegen mijn (biologische) moeder zei dat ik pijn had, kreeg ik een klap of werd ik van de trap gegooid’, verklaarde ze. ‘Ik moet een grote meid zijn.’ Ze was nog zo klein, maar kon steeds haarfijn uitleggen waarom zij deed wat zij deed.

‘Altijd een foto maken bij deze beschadigde kinderen. Zij zijn niet betrouwbaar in het aangeven van pijn.’

Gaandeweg nam ik waar dat zij groeide in het contact met mijn collega’s en haar pleegouders, dat zij meer vertrouwen in hen kreeg. Hierdoor zag ik in dat ik juist had gehandeld en op mijn gevoel kon vertrouwen. Mijn instinct zou mijn kompas worden in mijn werk. Ook nu nog ga ik ergens voor als ik ergens een sterk gevoel over heb. Van collega’s, inmiddels werk ik voor een buurtteam Jeugd- en Gezin, krijg ik weleens terug dat ik me ergens in kan vastbijten en dit klopt. Maar mocht ik ernaast zitten, zal ik ronduit sorry zeggen.

Van dit meisje leerde ik daarnaast ook hoe belangrijk het is om betrouwbaar te zijn en constant in mijn benadering. Ik realiseerde me verder dat ik de kwetsbaarheid van alle partijen in ogenschouw diende te nemen zonder enig oordeel. Ik kon me voorstellen dat het voor de pleegouders niet te doen was om 24 uur per dag getest te worden op hun veiligheid. Haar biologische moeder had op haar beurt een belast verleden. Na een jaar is het meisje overigens naar de pleegouders teruggekeerd. Deze kleine dame koos mij als het ware uit toen ze de eerste stap over de drempel van onze opvang zette en dit is voor ons allebei van betekenis geweest.”

Dit verhaal is tijdens een vorige editie van de Week tegen Kindermishandeling gepubliceerd.