Informele steunfiguren van belang bij effectieve jeugdhulpverlening
In de praktijk
Brief en sessie natuurlijk mentorschap
‘Informele steunfiguren versterken de eigen kracht van het gezin.’
Hoe versterken we de positie van informele steunfiguren voor de jeugd? Deze vraag stond centraal tijdens de ontwerpsessie Natuurlijk mentorschap op 13 oktober 2020. Onder leiding van het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ) gingen onder andere professionals, zorgaanbieders en voormalige cliënten met elkaar in gesprek.
‘Maak meer gebruik van het vertrouwde netwerk van het kind’
Vanuit die overtuiging zet Ineke Glissenaar, ontwikkelaar bij het OZJ, zich in om uithuisplaatsingen van kinderen te voorkomen. Steunfiguren spelen daarbij een belangrijke rol. Ze zijn vaker beschikbaar voor de jongere en helpen bij het bieden van perspectief. Daarnaast zijn ze een intermediair tussen het gezin en de professional, waardoor de hulpverlening effectiever is. ‘Door de samenwerking met het sociale netwerk van een jongere, zoals een opa, tante, vriend of leraar blijven meer jongeren op de langere termijn thuis of in hun vertrouwde omgeving wonen.’
Samenwerking versterken en versnellen
Het belang van informele steunfiguren wordt ook onderstreept door Branches Gespecialiseerde Zorg voor de Jeugd (BGZJ). Zij schreef aan staatssecretaris Blokhuis van Volksgezondheid, Welzijn en Sport dat kinderen en gezinnen die hulp nodig hebben, veel steun kunnen ervaren van informele steunfiguren. Des te belangrijker om te kijken hoe deze mentoren nog beter ingezet kunnen worden in jeugdhulpverlening.
Om de samenwerking met steunfiguren te versterken en te versnellen, zijn professionals in de lead, vindt BGZJ. En zo denken ook de aanwezigen bij de ontwerpsessie erover. Ze stellen dat professionals beter kunnen inspelen op het netwerk rondom een jongere. Ineke: ‘Soms lijken er geen steunfiguren te zijn, maar als je doorvraagt komt een jongere vaak toch met een vriend of familielid.’
Uitbreiden rol van informele steunfiguren
Tijdens de ontwerpsessie komt naar voren dat er drempels moeten worden weggenomen. Bijvoorbeeld als het gaat om de positie van steunfiguren tijdens rechtszittingen. ‘Nu mag bij een zitting alleen een ouder of (gezins)voogd aanwezig zijn. Maar een jongere kan het prettig vinden om ook een broer of leraar mee te nemen.’ Hetzelfde geldt voor de procedures bij een geboorteaangifte en peetouderschap. ‘Hoe kunnen we vertrouwde bekenden bij deze belangrijke momenten in het leven van een kind meer waarde toekennen?‘
Uitdagingen en kansen
Ineke vervolgt: ‘De samenwerking met steunfiguren is al opgenomen in de Richtlijn Jeugdhulp, maar er zijn nog uitdagingen. Zo levert onze wet- en regelgeving knelpunten op, worden we steeds individualistischer en zien we dat professionals niet altijd de ruimte krijgen om trainingen te volgen, terwijl dat juist belangrijk is.’
Om het samenwerken met steunfiguren daadwerkelijk te versnellen en te versterken, pleit BGZJ ervoor dat professionals, zorgaanbieders en gemeenten samen één gedeelde visie ontwikkelen. Waarbij aandacht is voor knelpunten, maar ook voor kansen. Ineke besluit: ‘Dat is ook precies wat we voor ogen hadden met de ontwerpsessie. Het net ophalen en oplossingsrichtingen bedenken. Zodat professionals en steunfiguren samen kinderen en gezinnen beter kunnen ondersteunen.’
Meer weblogberichten
Reactie toevoegen
U kunt hier een reactie plaatsen. Ongepaste reacties worden niet geplaatst. Uw reactie mag maximaal 2000 karakters tellen.
Reacties
Er zijn nu geen reacties gepubliceerd.