Interview met Adri van Montfort: Hart voor rechtsbescherming

In de praktijk

Adri van Montfort is voor velen in de kind- en gezinsbescherming een bekend gezicht. Met bijna 45 jaar ervaring in de sector heeft hij verschillende functies bekleed en regelmatig van zich laten horen over het onderwerp. Op dit moment is hij projectleider van de proeftuin Utrecht-West, waar hij de nieuwe manier van denken en werken van het Toekomstscenario in de praktijk brengt. Met een juridische én pedagogische bril op.

Adri van Montfort
Beeld: ©Winnie van Rij
Adri van Montfort

De basis van goede hulp voor kinderen en gezinnen is voor mij een vorm van beschaving.

Adri: “Ik kom zelf uit een warm, zeer arm katholiek plattelands gezin. Dat ik in de jeugdzorg ben beland, heeft ook met toeval te maken. Ik deed twee studies tegelijkertijd, pedagogiek en rechten, en ben nachtdiensten gaan draaien in een tehuis. Daar raakte ik betrokken en zag: dit is belangrijk. Daar kreeg ik het idee dat ik iets bij kon dragen, hoe kleinschalig ook.”

De beschaving van sociale steun

“Ik loop inmiddels al zo’n vierenveertig jaar mee in jeugdhulpverlening en jeugdbescherming. Ik heb heel veel gezien van wat er mis kan gaan. Welke ellende er kan ontstaan als kinderen niet de zorg, de veiligheid en de beschutting van een stabiel gezin kennen. Dat wil niet zeggen dat alles koek en ei moet zijn, want overal gebeurt wel eens wat, maar dat is de basis.

Het opvoeden van je kinderen is een soort kerntaak in het leven. Als het misgaat met kinderen raakt dat heel diep. Het is heel, heel kwetsend. En dan is het erg belangrijk dat er vormen van sociale steun in de samenleving beschikbaar zijn. De basis van goede hulp voor kinderen en gezinnen is voor mij een vorm van beschaving.”

Menswetenschappen

Voor Adri liggen rechten en pedagogiek in elkaars verlengde: “Jeugdhulpverleners hebben het idee dat rechten een totaal andere wereld is. En juristen hebben dat over pedagogen. Voor mij gaat het eigenlijk altijd over dezelfde dingen. Het zijn alle twee menswetenschappen en het zijn alle twee normatieve disciplines. Het gaat over vragen als wat is goed leven? Het is allebei geen wiskunde.

Veel heeft te maken met de manier waarop in Nederland de overheid georganiseerd is, met VWS en JenV. Als wij het over sociaal beleid hebben, dan hebben we het niet over justitie. In Engeland bijvoorbeeld wordt dat juist wel bij elkaar gevoegd. Dus ik vind het juist heel belangrijk dat die twee invalshoeken bij elkaar gebracht worden.”

Wat is rechtsbescherming?

De proeftuin Utrecht-West heeft speciale aandacht voor rechtsbescherming en maakt deel uit van een werkgroep die zich met dat onderwerp bezighoudt. Adri vertelt:

We hebben een werkgroep van de stad Utrecht en Utrecht-West samen met als titel Rechtsbescherming en rechtswaarborgen. Dat gaat niet alleen over alles wat juridisch zou kunnen zijn, maar over de vraag: wat verstaan mensen onder rechtsbescherming? En vinden ze dat dat goed geregeld is als het gaat over jeugdhulp en jeugdbescherming?

Tegengeluid

Adri legt uit: “Het is goed dat er instanties zijn met bepaalde bevoegdheden als de veiligheid in een gezin in het geding is. Er moeten mogelijkheden zijn om in te grijpen als dat nodig is voor kinderen en volwassenen. Maar het is net zo belangrijk dat we voorzieningen hebben waarin ouders en jeugdigen kunnen zeggen: ik zie dat anders. Dat zij mogelijkheden hebben om op te komen tegen beslissingen van instanties.

Mensen moeten niet afhankelijk zijn van de macht van de instelling; zij moeten naar de rechter kunnen. En als de rechter iets zegt, dan moet er de mogelijkheid zijn van hoger beroep. En tegelijkertijd houdt dat een keer op.”

Goed of goed genoeg

“De vraag waar het hier over gaat is of het, zoals we het nu ingericht hebben met jeugdhulpverlening, over de hele linie op de belangrijke punten goed of goed genoeg geregeld is.

Hebben ouders en kinderen voldoende mogelijkheden om te zeggen: ik ben het niet eens met het onderzoek. Wordt hun stemgeluid wel gehoord? Ik vind dat een heel belangrijk onderwerp.

Als je je gaat bezighouden met een gezin of gaat ingrijpen, dan zijn er maar twee mogelijkheden: je wordt onderdeel van de oplossing of je wordt onderdeel van een probleem.

Beide gebeurt. We moeten ons goed realiseren dat de overheid niet alziend of alwetend is. De overheid heeft niet altijd gelijk.”

Onderzoek

Hoogleraar jeugdrecht Mariëlle Bruning gaat onderzoek doen voor de proeftuin Utrecht naar de rechtsbescherming voor ouders en kinderen. Daarover vertelt Adri: “Dat onderzoek gaat vooral kijken naar de vraag wat mensen onder rechtsbescherming verstaan. Waar vinden ze dat dat goed geregeld is als het gaat over jeugdhulp en jeugdbescherming? Waar vinden ze dat dat beter moet? Als een overheid of een instantie een beslissing neemt waar jij het niet mee eens ben, wat kun je daar dan tegen doen? Het is van belang om te weten hoe ouders en kinderen hiernaar kijken. Hoe ziet een advocaat dit? Hoe kijken rechters en Jeugdbeschermers hiernaar?”

Voorlichting

Daarbij speelt voorlichting aan ouders en kinderen een grote rol: “Het is maar de vraag of mensen weten dat ze een advocaat kunnen nemen. En dat ze, als zij zelf niet zoveel geld hebben, een toevoeging kunnen krijgen. Daarbij komt dat het wel een beetje een abstract begrip is. Stel: je dient een klacht in over de kinderbescherming. Je komt bij de klachtencommissie en jouw klacht is dat de hulpverlener fouten gemaakt heeft in het rapport. En stel dat de klachtencommissie erkent dat er inderdaad een fout in het rapport is gemaakt. Dan krijg jij gelijk als ouder, als klager. Maar dat verandert helemaal niks aan de uitspraak van de rechter dat jouw kind onder toezicht staat of uit huis is geplaatst.

Mensen verwachten dat, als de klacht gegrond verklaard wordt, dit ook meteen effect heeft op de kern van die beslissing. Maar dat besluit blijft gewoon staan. Een jurist snapt dat, maar een ouder vaak niet. Dus het onderzoek gaat ook in kaart brengen wat we beter uit moeten leggen in voorlichting en welke dingen er gewoon beter geregeld moeten worden.”

Vier knelpunten

Adri benoemt vier knelpunten rondom de rechtsbescherming die aandacht verdienen.

1. Bevoegdheden van gemeenten

De eerste gaat over bevoegdheden van gemeenten. Adri: “Er heerst soms een bepaalde stoerheid bij gemeenten. Zij zeggen dan dat hulp vrijwillig is, maar niet vrijblijvend. Gemeenten eigenen zich bevoegdheden toe in het vrijwillig kader, die zij helemaal niet hebben. Dat noem ik paternalisme. Een hulpverlener kan net doen alsof hij of zij iemand kan dwingen om zijn kind op een andere school te plaatsen. Met de beste intenties natuurlijk, maar zonder daartoe bevoegd te zijn. Dat is een zeer riskante houding. Als we hierin niet heel scherp zijn, dan zet dat druk op de rechtsbescherming van het kind en de ouders.”

2. Verplichte meldcode

“Het tweede punt waar ik me zorgen over maak, is de verplichte meldcode bij kindermishandeling en huiselijk geweld. Dat komt erop neer dat je in een aantal gevallen in feite verplicht bent om te melden, ook als je denkt dat dit op dat moment niet goed is voor de hulp aan die ouders en kinderen. Ik vind dat daar echt een nieuwe discussie over moet komen, want dit bevordert het afschuiven en alles door een bril van veiligheid bekijken.”

3. Bewijslast

De derde zorg van Adri betreft de wettelijke bepaling dat Veilig Thuis na een melding onderzoekt of er daadwerkelijk sprake is van kindermishandeling of huiselijk geweld. Adri:

Veilig Thuis kan helemaal niet vaststellen of er sprake is van kindermishandeling of huiselijk geweld. Nergens staat hoe ze dat moeten doen. Moet er bewijs zijn, hard of zacht? Stel: er komt een melding van een man die zijn vrouw geslagen zou hebben. De man ontkent, maar geeft wel toe dat er ruzie was. Dan zet Veilig Thuis in het dossier dat huiselijk geweld bevestigd is. Want ruzie is ook huiselijk geweld.

“Daar moeten we echt anders naar gaan kijken. Het komt er nu op neer dat een medewerker van Veilig Thuis opschrijft: ‘kindermishandeling bevestigd’. Drie jaar later kan die persoon bij de rechter staan en staat er in het dossier dat drie jaar terug al kindermishandeling werd vastgesteld. Waarom ik dit voorbeeld van Veilig Thuis eruit licht, is dat deze – in mijn ogen – onvoldoende rechtsbescherming in de WMO staat. Dat ligt dus bij de verantwoordelijke bewindslieden.”  

4. Contra-expertise

Adri vraagt zich ook af of het recht op contra-expertise in de praktijk goed werkt: “In de wet staat dat ouders het recht hebben op een contra-expertise. En dat is uitstekend. Maar op basis van praktijkervaringen heb ik de hypothese dat verzoeken om een contra-expertise heel vaak worden afgewezen op basis van argumenten als ‘het is belastend voor het kind’ en ‘dat hebben we eigenlijk al gedaan’. Die contra-expertise wordt bijvoorbeeld gedaan door het Nederlands Forensisch Instituut. Dat zijn dure onderzoeken met wachtlijsten. Ik zou in de proeftuin graag kijken naar manieren om dit beter beschikbaar te maken, zonder dat we het NFI verviervoudigen.”

Trias politica

Tot slot hoopt Adri op een grotere rol voor de rechterlijke macht als tegenwicht tegen de instanties. Adri: “Ik ben al heel lang van mening dat er wel erg veel instanties zijn, ook als je het vergelijkt met andere landen. Die instanties zijn allemaal onderdeel van de uitvoerende macht. De rechter moet het tegenwicht geven tegen die uitvoerende macht. De rol van de rechter in Nederland is in 1995 heel erg teruggeschroefd. Tot die tijd had de kinderrechter een hele brede rol en die is naar mijn idee te smal geworden.

Ik vind het belangrijk dat het Toekomstscenario niet alleen gaat over deze uitvoerende instanties, maar ook over wat er gebeurt in het wijkteam en in de directe omgeving van het gezin. Wat gebeurt er door die instanties en hoe versterken we de onafhankelijke beoordeling en beslissingen van de rechter?”

Ingrijpende beslissingen

“Een voorbeeld is de aanvaardbare termijn waarop een kind kan worden teruggeplaatst. Nu is het zo dat de gecertificeerde instellingen een opvoedbesluit of perspectiefbesluit nemen. Dat besluit is bijvoorbeeld dat het kind niet meer teruggaat naar de ouders.

Ik vind dat het verboden moet worden dat gecertificeerde instellingen zo’n besluit nemen. Want dat heeft verregaande gevolgen voor ouders en voor kinderen. Die beslissing is zó ingrijpend, dat die echt bij de rechter hoort.

Kokers

“Voor mij is het absoluut duidelijk dat het systeem zoals dat nu in elkaar gezet is, met al die schijven, volstrekt onhoudbaar is. Het is inhoudelijk gezien veel te veel van ons af organiseren. In de eerste plaats moet je het hebben over de manier van denken en van kijken. De overheid stuurt al die verschillende instanties op een andere manier aan.

De overheid zegt dat er niet genoeg wordt samengewerkt, maar het is diezelfde overheid die al die kokers creëert met verschillende instructies voor Veilig Thuis, voor de wijkteams en voor de Raad voor de Kinderbescherming. Het is aan de wetgever om te zeggen: we gaan dit anders doen. Eenvoudiger en transparanter. Dit staat in het Toekomstscenario en ik vind dat dit echt moet gebeuren.”

Kracht van lokale teams

In de proeftuin Utrecht-West worden al de eerste stappen gezet om te werken richting het Toekomstscenario, waarin lokale teams een centrale rol spelen. Adri:

“Hier in onze gemeentes hebben we een nauwere samenwerking afgesproken tussen het lokale team en de instellingen. Voorheen ontstond na een melding bij Veilig Thuis een soort lopende bandwerk; de ene instantie schoof het gezin door naar de volgende. Ouders en kinderen kregen dan met veel verschillende personen en instanties te maken.

Wat we hier doen, is zorgen dat alles begint bij het lokale team. Dat staat ook in het Toekomstscenario. Het is belangrijk dat het lokale team op orde is. In dat lokale team zijn wij geen regisseurs, maar mensen die verstand hebben van opvoeden en opgroeien. Als je vragen hebt kom je bij ons, bij iemand die daar verstand van heeft en die vraagt: wat kan ik voor je doen? Wat is er gebeurd en wat vinden we dat er moet gebeuren? Wat wij zien is dat gezinnen daardoor met minder verschillende schijven te maken krijgen.

De beste oplossing vinden

“In Utrecht-West hebben we besloten: wij beginnen niet bij de organisaties. We hebben allemaal maar één doel en dat is het kind en het gezin. We komen bij elkaar en gaan vanuit alle kennis en alle denkkracht alle mogelijkheden bedenken.

We gaan elke keer terug naar het gezin en kijken hoe we samen kunnen leren.

Wat is de best denkbare oplossing? Dat is niet de ideale oplossing, maar wel het beste wat we kunnen bedenken. Vervolgens vragen we van iedere instelling om tot aan de grens van de wet – die gaan we niet over – mee te bewegen. We gaan elke keer terug naar het gezin en kijken hoe we samen kunnen leren.”

Reactie toevoegen

U kunt hier een reactie plaatsen. Ongepaste reacties worden niet geplaatst. Uw reactie mag maximaal 2000 karakters tellen.

* verplichte velden

Uw reactie mag maximaal 2000 karakters lang zijn.

Reacties

Er zijn nu geen reacties gepubliceerd.