Interview met Karin Kerckhaert na twee jaar BOEG
In de praktijk
Als een van de acht bovenregionale expertisenetwerken in Nederland is BOEG gericht op het organiseren van passende hulp voor jongeren met meervoudige en complexe problematiek, zoals eetproblemen, suïcidaal gedrag, autisme en agressief gedrag. In het Bovenregionaal Expertisenetwerk Jeugdhulp Gelderland (BOEG) werken zeven regionale expertteams en de zeven jeugdhulpregio’s in Gelderland samen. Op 1 juli is was Karin Kerckhaert de klus geklaard en gaf ze het stokje door aan programmamanager Carole Derks.
'Verschil maken in leven van kinderen en ouders geeft voldoening’
Karin Kerckhaert was als projectmanager de afgelopen twee jaar verantwoordelijk voor de opzet van het Bovenregionaal Expertisenetwerk Gelderland (BOEG). Zoals overal in Nederland is ook in de Gelderse regio het zorglandschap complex. “Daarom is het organiseren van een netwerk een van de weinige opties die je hebt om onder meer het veelkoppige monster van het wachttijdenprobleem aan te pakken. Uiteindelijk gaat het erom elkaar beter te begrijpen, beter samen te werken en elkaar beter weten te vinden.”
Dat zorglandschap in Gelderland kent 52 gemeenten, zeven jeugdregio’s, vier GI’s (Gecertificeerde Instellingen) en honderden aanbieders van jeugdhulp. Medewerkers van de GI en van de toegang, dus wijkteams of huisartsen, kunnen bij de zeven expertteams terecht voor ondersteuning op het gebied van complexe hulpvragen, ondersteund door BOEG.
Ons doel is de juiste expertise en hulp in te zetten waar die niet beschikbaar of te ver weg is, vertelt Kerckhaert.
Ze wijst op de hiaten in het zorglandschap. Vaak heeft het te maken met de schuttingen die zijn opgetrokken tussen partijen die actief zijn in de zorg of met problemen die voortkomen uit wet- en regelgeving. Bijvoorbeeld jongeren die bij de overgang van 18- / 18+ wel of geen indicatie krijgen op basis van de Wet Langdurige Zorg (WLZ).
Kerckhaert: “Zorgkantoren zijn vaak terughoudend om een WLZ toe te kennen, vooral als zij nog ontwikkelpotentieel zien bij jongeren. Dat geeft onduidelijkheid over de financiering van de zorg die toch nodig is.” Ook is er nog te weinig zicht op vraag en aanbod.
Dat inzicht is nodig om deze beter op elkaar af te stemmen. Pas dan kunnen we een betere analyse maken van de vragen waar GI’s en wijkteams in vastlopen. We moeten bijvoorbeeld weten hoe groot de zorgvraag is over eetstoornissen waar geen oplossing voor is gevonden. Pas als we dat weten kunnen we sturen op het aanpassen van het aanbod.
Er zijn volgens Kerckhaert al ontwikkelingen in de goede richting. “De regionale expertteams registreren alle gegevens over de vraag naar complexe jeugdhulp in een landelijke monitor. Dat gaat ons in staat stellen om betere analyses te maken van hulpvragen die nu vastlopen en van wat er voor nodig is om die op te lossen. ”
Toegang verbeteren
Beter inzicht in de problematiek kan de toegang tot de zorg aanmerkelijk verbeteren, vindt Kerckhaert: “Aan de voorkant is heel veel te winnen. Een goede verklarende analyse in het begin van het traject, samen met de ouders en de jeugdige zelf, is nodig zodra blijkt dat de vraag complexer is. Alleen dan zullen ouders en kinderen de behandeling ervaren als een passende stap in de goede richting.
Zo kun je voorkomen dat een jongere, zoals wij onlangs hebben ervaren, dertien hulptrajecten na elkaar moet doorlopen waarbij de ouders zich niet gehoord voelden en het vertrouwen in de jeugdzorg zijn kwijtgeraakt. Niemand maakte tijdens die trajecten even pas op de plaats om eens goed te kijken wat er nou echt aan de hand was.”
‘In de regio Noord-Veluwe is afgesproken dat geen enkel kind meer uit huis geplaatst wordt zonder een verklarende analyse’.
Oorzaken liggen volgens Kerckhaert niet in onwil. “Ook in de toegang zitten professionals die hun stinkende best doen maar die te maken hebben met wachtenden. Daarnaast denken we in ons land al gauw dat als er iets aan de hand is, we onmiddellijk professionele hulp in moeten schakelen. Daar moeten we echt van af. We zullen met elkaar moeten nadenken hoe we de toegang in gaan richten zodat die professionals beter hun werk kunnen doen voor die gezinnen die het echt nodig hebben.”
Daar ligt volgens Kerckhaert een belangrijke taak van de gemeente. Ze wijst op recente acties die al genomen zijn in Gelderland.
In de regio Noord-Veluwe is afgesproken dat geen enkel kind meer uit huis geplaatst wordt zonder een verklarende analyse. Wijkteams moeten daarnaast ook het sociale netwerk van het kind, ouders, school, vrienden, vertrouwenspersonen et cetera betrekken bij hun analyse. Dit soort maatregelen kan de professional aan de voorkant ruimte geven om de goede dingen te doen.
Tussen wal en schip
In het vervolgtraject is veel te winnen met een betere samenwerking tussen gemeenten en zorgaanbieders en zorgaanbieders onderling. Kerckhaert noemt vele trieste voorbeelden van jongeren die, als gevolg van organisaties die langs elkaar heen werken, tussen wal en schip vallen.
Een voorbeeld is een jongen met een lichtverstandelijke beperking. “Zo’n jongen heeft vaak levenslang zorg nodig, maar een indicatie voor de Wet Langdurige Zorg wordt niet eenvoudig afgegeven. Het komt voor dat zo’n jongen geen plek vindt ‘omdat het niet passend is’ of ‘omdat hij toch op zijn achttiende weer weg moet.’”
Vaak gaat het om individuele gevallen. “Een van de eerste acties die we genomen hebben betrof een meisje met autisme en een ernstige gedragsproblematiek. Niemand had een oplossing zodat ze alleen nog naar de JeugdzorgPlus kon. Dat wil je natuurlijk niet. Ouders reageerden boos, en terecht. ‘Hoe kan het dat niemand onze dochter kan helpen?’
Bij navraag bleek dat andere regio’s ook jongeren hadden met dergelijke problemen waar niemand een oplossing voor wist. Er is toen samen met JeugdzorgPlus, een zorgaanbieder en een GGZ-aanbieder een door ons gefinancierd ‘onvoorwaardelijk-wonen huis’ ontwikkeld. Dat is een gewoon huis in een gewone woonwijk met 24/7-zorg voor maximaal vier kinderen. Daar mogen ze blijven totdat ze volwassen zijn.
Het is geen makkelijke oplossing, het zijn immers zwaar beschadigde kinderen, maar wel de beste oplossing voor jeugdigen met deze complexe hulpvragen.”
Leuren langs aanbieders
“Een nieuw soortgelijk huis gaat nu bijvoorbeeld plaats bieden aan een jongen die 25 woonplekken heeft gehad. Hij is nu zestien jaar. Je wordt daar echt droevig van. Na een paar maanden gaan we kijken of er een tweede jongere bijgeplaatst kan worden. Als dat lukt komt er een derde kind bij.
We hebben de zorgaanbieders in de JeugdzorgPlus en GGZ ook gevraagd om betere oplossingen te ontwikkelen voor chronisch suïcidale jeugdigen. Die kunnen nu alleen in de JeugdzorgPlus terecht, en dat willen we niet meer. Als BOEG kunnen wij zorg dragen voor de ontwikkelkosten. Ik verwacht dat ze hier dit jaar al mee kunnen starten.
Zo zijn er meer initiatieven om beter samen te werken. Soms is het inderdaad een druppel op een gloeiende plaat, maar ieder kind is een kind.”
‘In Gelderland worden afspraken gemaakt over bepaalde vormen van essentiële specialistische zorg. De aanbieders zorgen ervoor dat die kennis voorhanden is en ook beschikbaar wordt gesteld voor de jeugdhulpregio’s’.
Gericht oplossingen vragen aan geselecteerde aanbieders is volgens Kerckhaert een belangrijk middel in de strijd voor een betere jeugdzorg. “Uit recent onderzoek in Gelderland en Overijssel kwam bijvoorbeeld naar voren dat voor jeugdigen die uit de Dienst Justitiële Inrichtingen komen, vaak geen forensische jeugdhulp voor handen is. Dan moet een reclasseerder gaan leuren langs allerlei organisaties.
Deze en andere voorbeelden zijn aanleiding om in Gelderland afspraken te gaan maken over bepaalde vormen van essentiële specialistische zorg. De aanbieders zorgen ervoor dat die kennis voorhanden is en ook beschikbaar wordt gesteld voor de jeugdhulpregio’s. Vooral aan forensische specialistische hulp is behoefte. We gaan komend jaar met de zeven jeugdhulpregio’s contractafspraken maken met een aantal geselecteerde aanbieders.”
‘Er worden vorderingen gemaakt, bijvoorbeeld op het gebied van samenwerking. Aan de andere kant gaat het niet hard genoeg. Dat heeft te maken met de vele partijen in het zorgveld die allemaal een autonome rol hebben’.
Voldoening
Hoe kijkt Kerckhaert terug op twee jaar jeugdzorg? “Het is een boeiend en complex werkveld. Maar er worden binnen de zeven jeugdregio’s en ook bij de 52 gemeentes vorderingen gemaakt, bijvoorbeeld op het gebied van samenwerking. Dat is positief, aan de andere kant gaat het niet hard genoeg. Dat heeft te maken met de vele partijen in het zorgveld die allemaal een autonome rol hebben. Als gemeente moet je bereid zijn om samen te werken, bijvoorbeeld bij de inkoop van zorg. Dat kan beter want er is een krachtige samenwerking nodig op regio- en bovenregionaal niveau.
Het gevoel dat we een gemeenschappelijk probleem hebben is nog lang niet voldoende geland. Het vraagt natuurlijk ook wel wat. Je moet een stukje van je autonomie loslaten. Ook aanbieders opereren in een veld waar concurrentie is. Dat is lastig, maar wel nodig om die wachttijden weg te werken.
Daarom is het voor ons belangrijk om als bovenregionaal samenwerkingsverband op te treden als er hiaten ontstaan in de zorg. Zo kunnen we in het geval van het autistische meisje aanbieders vragen passende zorg te ontwikkelen en eventuele ontwikkelkosten daarvan financieren. Iedere keer als we er op zo’n manier concreet in slagen om het verschil te maken in het leven van kinderen en ouders, geeft me dat een geweldige voldoening. En zoiets bereiken kun je nooit alleen.”
Tekst: Rik Weeda.
Meer weblogberichten
Ook interessant:
Reactie toevoegen
U kunt hier een reactie plaatsen. Ongepaste reacties worden niet geplaatst. Uw reactie mag maximaal 2000 karakters tellen.
Reacties
Er zijn nu geen reacties gepubliceerd.