Interview met Nadine de Kort en Jenneke Aartsen (EHdK)

In de praktijk

De relatie tussen gemeenten en aanbieders, ofwel tussen opdrachtgevers en opdrachtnemers, speelt een belangrijke rol binnen het werkveld van de jeugdzorg. Er is een gemeenschappelijk belang, een gezamenlijke intentie om samen de wachttijden aan te pakken, vinden Nadine de Kort en Jenneke Aartsen (EHdK). “Er zijn verschillende initiatieven van gemeenten en aanbieders om samen het probleem aan te pakken.”   

Afbeelding van Nadine de Kort en Jenneke Aarsten
Beeld: ©Nadine de Kort en Jenneke Aartsen

‘Inkoop belangrijk middel in de strijd tegen wachttijden jeugdzorg’

EHdK ondersteunt bestuurders bij de vernieuwing van de gezondheidszorg, onder meer door meer uit de samenwerking tussen organisaties te halen. Sinds 2018 is het bureau actief voor OZJ. Voor de VNG ontwierp EHdK een nieuw inkoopmodel dat de relatie opdrachtgever opdrachtnemer in een nieuw daglicht plaatst.

Nadine de Kort, een van de oprichters van EHdK: “Centraal voor ons staat de uitdaging om tot een aanpak te komen die recht doet aan de complexiteit van het probleem en toch werkbaar is voor de afzonderlijke gemeenten. Dat doen we vanuit onze ervaring met en kennis van de wereld van zowel aanbieders als opdrachtgevers in de zorg. Je kunt ons dus in zekere zin zien als verbinders.”

Collega Jenneke Aartsen ondersteunt regio’s, en helpt de aanbieders bij veranderingen binnen het zorgveld. Kennis en ervaring deed ze op met onder meer onderzoek in de jeugdzorgsector en diverse casussen.

Wil je dat gemeenten actief aan de slag gaan met het terugbrengen van wachttijden, dan moet je eerst goed onderzoeken of de basis klopt: de systemen, de samenwerking tussen aanbieder, de toegang etc. Vanuit deze opgedane kennis en ervaring levert zij een bijdrage aan het Team Aanpak Wachttijden.

‘Inkoop gaat verder dan contractmanagement. Als gemeente moet je met aanbieders doelstellingen afspreken, de inrichting van de toegang regelen, goede wijkteams samenstellen, afspraken maken over de kosten, etc.’

Bredere visie op inkoop

Inkoop kan een belangrijk middel zijn in de aanpak van de problematiek in de jeugdzorg, vinden De Kort en Aartsen. De Kort: “Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de jeugdzorg in hun regio. Onderdeel daarvan is de inkoop van zorg bij aanbieders. Maar die verantwoordelijkheid, die we misschien wel te gemakkelijk ‘inkoop’ noemen, gaat in onze ogen veel verder dan alleen contractmanagement.

Wil je de zorg verbeteren dan moet je de verantwoordelijkheid veel breder trekken dan alleen het regelen van een contract. Als gemeente moet je met aanbieders doelstellingen afspreken, de inrichting van de toegang regelen, goede wijkteams samenstellen, afspraken maken over de kosten, etc. Daarbij is belangrijk te bepalen welke en hoeveel aanbieders je contracteert. Ga met elkaar als strategische partners het gesprek aan bij het oplossen van de wachttijdenproblematiek.

Als je bijvoorbeeld ziet dat er voor bepaalde vormen van zorg wachttijden zijn en bij andere zorgsoorten minder, kun je als gemeente hierover het gesprek aangaan met aanbieders.” Zo wordt inkoop een middel om wat De Kort en Aartsen noemen “het zorglandschap anders vorm te geven”. 

Wil je dat aanbieders investeren in de verbetering van de zorg, bijvoorbeeld om nieuwe gezinshuizen op te zetten, dan weet je dat een eenjarig- of tweejarig contract niet voldoende is

Spanningsveld

Staat het ‘natuurlijke’ spanningsveld, verdienmodel versus kostenbesparing, tussen inkoop en leverancier zo’n samenwerking niet in de weg?  Volgens Aartsen zou hier geen spanningsveld moeten liggen.

Afbeelding van Jenneke Aartsen
Beeld: ©Jenneke Aartsen

“Als gemeente en opdrachtgever ben je verantwoordelijk voor de kwaliteit van de zorg, en aanbieders hebben de kennis en de capaciteit om die zorg te leveren. Daarom moet de gemeente aanbieders betrekken bij de inrichting van die zorg. Natuurlijk spelen tarieven hier een belangrijke rol. Als de bekostiging van je zorg voor aanbieders of leveranciers te laag is, weet je dat het mis gaat.

Wil je dat aanbieders investeren in de verbetering van de zorg, bijvoorbeeld om nieuwe gezinshuizen op te zetten, dan weet je dat een eenjarig- of tweejarig contract niet voldoende is. Dan gaat een aanbieder niet investeren in nieuwe mensen, kennis en misschien zelfs vastgoed, zij moeten immers ook om de eigen continuïteit denken. Vergelijk het met het aannemen van personeel. Bied je een sollicitant voor een leidinggevende functie een jaarcontract aan, dan denkt die ook: ‘volgend jaar sta ik misschien weer op straat’. Die gaat dus minder hard lopen.”

Afbeelding van Nadine de Kort
Beeld: ©Nadine de Kort

Die visie trekt De Kort door naar het vervolgtraject, de fase tijdens de zorg, hier ook de vergelijking makend met personeelsmanagement: “Als je wilt dat je nieuwe medewerkers vanaf de eerste dag doen wat je wilt, moet je samen doelstellingen afspreken, teamoverleg instellen, een slechtweergesprek voeren als het niet goed gaat en medewerkers belonen als ze goed presteren. Zo moet je ook met aanbieders omgaan.

Kijk samen naar het zorglandschap en los samen de problemen op.” Dat klinkt logisch, maar hoe ga je om met tegenstrijdige financiële belangen? De Kort: “De schaarse middelen in de gezondheidszorg moeten we met elkaar verdelen. Er is nooit genoeg, dus als gemeente moet je keuzes maken. Maar iedereen heeft belang bij een goede zorg. Als je met elkaar in gesprek gaat, maak je uiteindelijk als gemeente en aanbieders samen dezelfde keuzes.”

Ook vermindering van het aantal aanbieders kan positief werken. Aartsen: “Het is ondoenlijk om als kleine gemeente met vierhonderd aanbieders om tafel te gaan. Dat is voor aanbieders ook financieel gezien niet interessant meer.”

Wennen

Hoe kijken De Kort en Aartsen vanuit deze visie tegen de wachttijden aan? Aartsen is mild in haar opvatting:

Relatief gezien is de decentralisatie nog maar pas achter de rug. Gemeenten hebben ook moeten wennen aan een nieuwe situatie waarbij ze te maken kregen met een voor hen nieuwe wereld. Het is nogal wat om zo’n zorglandschap aan te sturen.

Maar het kan allemaal beter, waarbij de ruimere visie op inkoop de wachttijden kan helpen verminderen. De Kort: “Mensen met ingewikkelde zorgvragen zouden in ieder geval de zorg moeten krijgen die ze nodig hebben. Nu trekken kinderen met ernstige problemen, zoals suïcidale neigingen, eetstoornissen en anorexia, vaak aan het kortste eind. Dat is zorgelijk.”

De in de ogen van De Kort en Aartsen te beperkte visie op het opdrachtgeverschap speelt daar een rol. De Kort: “Veel gemeenten denken bij inkoop alleen nog maar aan het contract dat er moet worden afgesloten en dat het daarna allemaal wel geregeld is.”

De aanbieders van hoogspecialistische zorg worden ook steeds meer verantwoordelijk gesteld om samen onderling oplossingen te vinden

Beleidsmaker 2.0

Aartsen en De Kort zien dat veel gemeenten al anders omgaan met de relatie met zorgaanbieders. De Kort: “Langzaamaan staat de beleidsmaker 2.0 op. Die ziet wat er nodig is om de zorg te verbeteren, weet wat er aan de hand is, kijkt breder dan alleen het contract en gaat het gesprek aan met de aanbieders.”

Aartsen: “Er zijn goede initiatieven in het hele land, zo werken in Limburg en Friesland als regio’s goed samen. Wat goed werkt is dat er steeds meer onderscheid gemaakt wordt tussen verschillende vormen van zorg, gewone zorg, ambulante zorg en hoogspecialistische zorg. De aanbieders van hoogspecialistische zorg worden ook steeds meer verantwoordelijk gesteld om samen onderling oplossingen te vinden. Dat is belangrijk omdat je voor complexe problemen in gezinnen niet alleen de GGZ nodig hebt maar ook de jeugd- en opvoedhulp, of de gehandicaptenzorg. Zo zijn ze in Helmond bezig de pleegzorg en gezinshuizen uit te breiden, een compleet plan dat door aanbieders en gemeente samen is opgezet.

Dat soort plannen gaat echt de wachttijden aanpakken, in ieder geval voor de kinderen die die vormen van jeugdzorg nodig hebben.” De Kort:

Er zijn heel wat proactieve jeugdhulpaanbieders die goed meedenken, maatschappelijk betrokken zijn en met goede voostellen komen. Ze vragen ook vaak: ‘wat willen jullie als opdrachtgever? Dan kunnen wij ons daarop instellen’. Bij beide partijen zijn de intenties goed.

Tekst: Rik Weeda.

Reactie toevoegen

U kunt hier een reactie plaatsen. Ongepaste reacties worden niet geplaatst. Uw reactie mag maximaal 2000 karakters tellen.

* verplichte velden

Uw reactie mag maximaal 2000 karakters lang zijn.

Reacties

Er zijn nu geen reacties gepubliceerd.